Op 28 juni publiceerde De Nederlandsche Bank haar standpunt betreffende handelsplatformen. Dit standpunt geldt vanaf het moment dat de nieuwe PSD2 wetgeving van kracht wordt. Kortgezegd geeft zij aan dat er “geen grondslag voor uitzondering” meer is. Met als voornaamste reden dat het platform in het bezit komt van gelden, die niet aan haar toekomen (derdengelden). In onderstaande blog gaan we dieper op deze materie in.
Derdengelden worden in Nederland vaak beheerd via een speciaal daarvoor opgerichte stichting derdengelden. Deze onderneming zonder winstoogmerk staat los van de diensten van de commerciële aanbieder, waardoor bij een faillissement de gelden buiten bereik van de curator blijven .
Vroeger werd deze constructie voornamelijk toegepast bij notarissen of advocatenkantoren. Met de opkomst van Collecterend Payment Service Providers is de Stichting Derdengelden (hierna SDG) door de meeste partijen gebruikte constructie.
De Wet op het Financieel Toezicht (ook wel WFT) impliceert dat u geen gelden van derden mag beheren als u geen vergunning heeft zoals een bank of andere financiele dienstverleners. Een uitzondering geldt voor speciale ondernemingen zoals notarissen, deurwaarders of advocaten. Bent u wel in het bezit van een vergunning of vrijstelling dan mag u de van derden ontvangen gelden niet vermengen met andere gelden. Verder moet u voldoen aan de (minimale) kapitaalseisen en bent u verplicht uw bedrijfsvoering dusdanig in te richten dat u niet betrokken raakt bij het witwassen van geld of de financiering van terrorisme. Verder moet u alles doen, wat noodzakelijk is om de gevolgen van risico’s te beperken en de betrouwbaarheid in het financiële stelstel te bewaken.